Volgens A-G Niessen is stelselwijziging landbouwgronden anticiperend op de afschaffing van de landbouwvrijstelling niet toegestaan.

X exploiteert een melkveehouderij. Tot het ondernemingsvermogen van X behoort landbouwgrond in eigendom en in pacht. De landbouwgronden van X zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs dan wel lagere bedrijfswaarde. Naar aanleiding van geluiden dat mogelijk de landbouwvrijstelling wordt afgeschaft, heeft X in haar aangifte ib/pvv voor het jaar 2010 de landbouwgronden ge(her)waardeerd op de wevab (waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming), en heeft het hierop behaalde resultaat onder de landbouwvrijstelling gebracht. De inspecteur heeft de (her)waardering op de wevab gecorrigeerd. De adviseur van X is namens X een proefprocedure gestart, waarbij ongeveer 4000 boeren zich hebben aangesloten. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de stelselwijziging is toegestaan en dat de landbouwvrijstelling van toepassing is op de opbrengst. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van de staatssecretaris en het incidentele beroep in cassatie van X heeft Advocaat-Generaal (A-G) Niessen een conclusie genomen. Het geschil in cassatie betreft onder andere de vraag of de waardering van (vrijgestelde) landbouwgrond wordt genormeerd door goed koopmansgebruik en, zo ja, of X zijn landbouwgrond mag (her)waarderen op de wevab. A-G Niessen acht X’ (incidentele) klacht, dat goed koopmansgebruik niet van toepassing is op de waardering van de landbouwgronden, ongegrond. Volgens de A-G staat vast dat de vrees voor afschaffing van de landbouwvrijstelling de reden is dat X wilde overgaan naar waardering op de wevab. Met de stelselwijziging is dus beoogd om, door tussentijdse herwaardering, een verwachte toekomstige wens van de wetgever om latent bestaande vermogenswinsten binnen de belaste sfeer te brengen, te frustreren. Deze ‘frustratie’ kwalificeert volgens de A-G als een incidenteel fiscaal voordeel. Daar de herwaardering gericht is op het behalen van dit incidentele fiscaal voordeel, is de stelselwijziging volgens de A-G niet gerechtvaardigd in de zin van art. 3.25 Wet IB 2001. De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond te verklaren.

Bron: Tax Live