26 juni

WEVAB bij aangaan eerste koopovereenkomst bepalend voor landbouwvrijstelling

Hof Den Haag oordeelt dat de landbouwvrijstelling moest worden berekend op basis van de WEVAB op het moment van de koopovereenkomst in 2006 en niet op die van de aanvullende overeenkomst in 2007.

Belanghebbende, bv X, exploiteert een glastuinbouwbedrijf (paprikateelt). In 2006 sluit bv X met bv Y een koopovereenkomst voor de verkoop van 4,7 ha. tuinland plus opstallen voor € 6,9 mln. De koopovereenkomst bevat de ontbindende voorwaarde dat de koper (bv Y) de overeenkomst kan ontbinden tot uiterlijk 9 maanden na het tekenen van de overeenkomst als zij geen kans ziet haar plannen te realiseren. In 2007 sluiten partijen een aanvullende overeenkomst waarin zij nadere afspraken maken over het tijdstip van levering en de betaling van de koopsom. In 2006 rekent bv X de ontvangen betalingen integraal tot de winst. In 2007 verwerkt bv X het resterende deel van de koopsom (ruim € 6,6 mln.), waarvoor ze een herinvesteringsreserve (HIR) vormt. In 2010 valt de HIR vrij en geeft bv X belaste winst aan. De inspecteur verhoogt de winst omdat in zijn optiek de waardeveranderingen van de grond bv X na het sluiten van de overeenkomst in 2006 niet langer aangaan. Volgens bv X is het risico van de waardeverandering van de WEVAB pas in 2007, bij het aangaan van de aanvullende overeenkomst, op de koper overgegaan. De overeenkomt in 2006 is volgens haar een door bv X aan de koper verleende koopoptie, die in 2007 bij het aangaan van de aanvullende overeenkomst is uitgeoefend.

Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de overeenkomst in 2006 blijkt dat partijen een koopovereenkomst zijn aangegaan die onder bepaalde voorwaarden kan worden ontbonden. De grond en de opstallen zijn bij het aangaan van de overeenkomst in 2006 (op 7 september) door bv X voor € 6,9 mln. verkocht. Voor de toepassing van de landbouwvrijstelling geldt de WEVAB op dat moment. Uit de aanvullende overeenkomst van 2007 valt niet op te maken dat partijen de bedoeling hebben gehad om de bestaande overeenkomst te ontbinden. Ook zonder de aanvullende overeenkomst was de verkoop doorgegaan, tenzij de koper zich zou beroepen op de ontbindende voorwaarde van de overeenkomst van 2006. Bij de berekening van de landbouwvrijstelling geldt de WEVAB ten tijde van het aangaan van de overeenkomst van 7 september 2006 omdat vanaf dat moment de waardeveranderingen de verkoper X niet meer zijn aangegaan. Het hof verklaart het beroep van X ongegrond.

Bron: Tax Live