16 december

Landbouwvrijstelling bij partiële inbreng

Het is toegestaan opstal en ondergrond op afzonderlijke wijze in te brengen volgens A-G Niessen. Dit strookt met de contractsvrijheid die vennoten toekomt bij het opstellen van de vennootschapsovereenkomst.

Bij een omzetting van een maatschap in een vof en toetreding van een zoon tot het samenwerkingsverband, oordeelde de rechtbank eerder dat de behaalde boekwinst ter zake van de inbreng van cultuurgronden en ondergrond volledig was vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling. De ondernemer mocht ervoor kiezen om de opstal wel en de ondergrond niet onder voorbehoud van stille reserves in te brengen. Ook mocht hij voor beide onderdelen een verschillende waarderingsmethode toepassen.

De staatssecretaris ging in (sprong)cassatie tegen deze uitspraak, maar zijn beroep zou ongegrond verklaard moeten worden volgens Advocaat-Generaal Niessen. Volgens de A-G oordeelde de rechtbank terecht dat de ter zake van de inbreng van de cultuurgrond en ondergrond gerealiseerde overdrachtswinst was vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling. Geen rechtsregel steunt de opvatting van de staatssecretaris dat een in de stille reserve begrepen waardeverandering die bij realisatie niet onder de landbouwvrijstelling zou zijn vrijgesteld, verplicht dan wel eerst moet worden begrepen in de behaalde boekwinst bij de overdracht van een deel van de cultuurgronden. Ook was de A-G van mening dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat door het voorbehoud van stille reserves, ter zake van de inbreng van de opstallen geen herwaarderings- dan wel overdrachtswinst was gerealiseerd. Daarnaast betoogde de A-G onder meer dat het was toegestaan de opstal en de ondergrond op afzonderlijke wijze in te brengen. Geen rechtsregel schrijft voor dat een voorbehoud van stille reserves alleen zou kunnen plaatsvinden ten aanzien van ‘bedrijfsmiddelen’ als geheel.

Bron: Taxence