29 januari

Waarde maatschapsaandeel van langstlevende voor nalatenschap is liquidatiewaarde

De Hoge Raad oordeelt dat het hof op goede gronden een juiste beslissing heeft gegeven.

De heer A (erflater) overlijdt in 2006. A was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw B. Belanghebbende, X, is één van hun zes kinderen. A en B exploiteerden tot het overlijden van A in maatschapverband een agrarisch bedrijf. B maakt gebruik van het voortzettingsbeding die in de maatschapsakte staat. De inspecteur heeft het aandeel van B in het ondernemingsvermogen gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer, zijnde de liquidatiewaarde. In geschil is of de waarde van het aandeel van B in het ondernemingsvermogen van belang is bij het bepalen van de omvang van de nalatenschap van A, en zo ja, op welke waarde dat aandeel moet worden bepaald. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat A was gerechtigd tot de waarde van het maatschapsaandeel van B en dat B was gerechtigd tot de waarde van het maatschapsaandeel van A. Het primaire betoog van X dat bij het bepalen van de omvang van de nalatenschap de waarde van het aandeel in het ondernemingsvermogen van B niet relevant is, is dus onjuist. Subsidiair stelt X vergeefs dat het aandeel van B ook op de overnamewaarde moet worden gesteld. De maatschap is door het overlijden van A namelijk ontbonden. Op B rustte dus niet meer de verplichting haar onderneming te laten overnemen tegen de overnamewaarde. Dit brengt mee dat voor de waarde van het maatschapsaandeel van B moet worden uitgegaan van het waarderingsvoorschrift van art. 21 lid 5 SW 1956 (tekst 2006). X beroept zich ten onrechte op Hof Amsterdam 28 juli 2011, nrs. 09/00720, 09/00721 en 09/00722, V-N 2011/60.20. In die zaak had de langstlevende echtgenoot de maatschap namelijk voortgezet met de zoon en stond in de maatschapsakte dat de zoon het recht had het aandeel van de langstlevende echtgenoot bij overlijden over te nemen tegen de overnamewaarde. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof op goede gronden een juiste beslissing heeft gegeven. Het beroep van X is ongegrond.

Bron: Tax Live