16 april

Vastgoedconcern drijft materiële onderneming

De Hoge Raad oordeelt dat het vastgoedconcern met een zeer omvangrijke en diverse onroerendgoedportefeuille werkzaamheden verricht die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Er wordt een hoger dan normaal rendement behaald, zodat de SW-bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is.

Belanghebbende, de heer X, krijgt eind 2009 een schenking van zijn ouders. De ouders zijn certificaathouders en bestuurders van Stichting J. Deze stichting houdt 100% van de aandelen in K bv. Deze bv bezit (middellijk) 350 onroerende zaken, veelal verhuurde winkelpanden. Het vastgoed is opgebouwd in ongeveer 20 jaar en is voor een groot deel gefinancierd met vreemd vermogen De schenking aan X bestaat uit 1/100-ste deel van één certificaat. In de aangifte is de schenking gewaardeerd op € 20.000. Dit is gebaseerd op een totale waarde van K bv van € 100.000.000. Volgens de inspecteur is de waarde van K bv echter € 178.811.000, waardoor de schenking € 35.762 is. Bij de aanslagregeling gaat de inspecteur er vanuit dat 90% van K bv bestaat uit beleggingsvermogen. € 6.706 is aangemerkt als voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde. Het verschuldigde recht van schenking over het restant (€ 35.762 -/- € 6706 ) is € 1276. In geschil is voor welk deel van de waarde recht bestaat op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Rechtbank Gelderland verlaagt de aanslag tot € 777. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat K bv een rendement behaalt dat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. Niet alleen het directe rendement (huuropbrengsten), maar ook het indirecte rendement (waardestijging) moet namelijk worden meegerekend. Een rendement van 20% gaat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven. Ook de verrichte arbeid is qua aard en omvang meer dan wat bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Naast de eigen werknemers van K bv moet ook rekening worden gehouden met het werk van externe deskundigen die op projectbasis worden ingehuurd. De aanslag wordt vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het vastgoedconcern met een zeer omvangrijke en diverse onroerendgoedportefeuille werkzaamheden verricht die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Er wordt een hoger dan normaal rendement behaald, zodat de SW-bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing is. Het oordeel van het hof dat het concern met zijn gehele vermogen een materiële onderneming drijft, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het oordeel is ook voldoende gemotiveerd. Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.

Bron: Tax Live